IJspret en verbroedering buiten de wallen van de stad. Op de voorgrond en uiterst links spelen mannen kolf, een balspel uit de middeleeuwen, een gezelschapsspel. De uitdrukking ‘Dit is een kolfje naar mijn hand’ komt voort uit het kolfspel.
Barend Avercamp leerde schilderen bij zijn veel beroemdere oom Hendrick Avercamp uit Kampen. Barend Avercamp woonde een jaar of tien in het Zutphen van de 17e eeuw.
olieverf op paneel, 39 x 51 cm
schenking van de heer en mevrouw Kessler-Hülsmann, Kapelle op den Bosch
Het Noord-Hollandse Egmond is vooral bekend vanwege de middeleeuwse abdij, gesticht door de Benedictijnen.
De abdij groeide uit tot een belangrijk cultureel centrum van het gewest Holland. De graven van Egmond bouwden er hun kasteel, dat in 1573 op last van Willem van Oranje door de geuzen werd gesloopt.
De toren van de Sint Agneskerk diende ook als baken voor zeelui. ’s Nachts brandde een vuur in een korf aan de paal bovenop de toren, tot in 1741 de toren afbrandde. De nerven van het eikenhouten paneel, waarop het schilderij is gemaakt, zijn in de lucht duidelijk zichtbaar.
olieverf op paneel, 24 x 32 cm
legaat van mevrouw M.E. van den Brink, Velp
Nicolaas Baur is een van de bekendste kunstschilders die Harlingen ooit heeft voortgebracht. Hij werd er geboren in 1767 en stierf er in 1820. Het Rijksmuseum bezit acht schilderijen van Nicolaas Baur. Gemeentemuseum Het Hannemahuis heeft drieëntwintig schilderijen van hem in de collectie: onder meer Schepen bij stormweer in de Buitenhaven van Harlingen (1810-1820) en de Franeker Poort te Harlingen (1813).
Aanvankelijk was Baur een behangschilder. In het Stadhuis hangen vier behangsels afkomstig uit een woonhuis in Harlingen. De behangschilder Baur ontwikkelde zich tot verdienstelijk marineschilder. Een van zijn bekendste werken is toch Schaatswedstrijd voor vrouwen op de Stadsgracht van Leeuwarden (1809), waarvan twee versies bestaan. De eerste versie (met Nederlandse vlag) hangt in het Fries Museum in Leeuwarden, de tweede versie (zonder Nederlandse vlag) behoort sinds enige jaren tot de vaste collectie van het Rijksmuseum.
Beide schilderijen tonen de finish van een schaatswedstrijd in 1809 tussen 64 ongetrouwde vrouwen op Friese doorlopers. De hoofdprijs van de wedstrijd bestond uit een gouden oorijzer. De wedstrijd was destijds een hype. In 1805 vond de eerste wedstrijd plaats tussen vrouwen op de schaats, gewonnen door Trijntje Pieters uit Poppingawier. Een ingezonden brievenschrijver wond zich er vreselijk over op: “Welk eene onbedachtzaamheid, ontbloot van allen gevoel, is het niet tot zulk een moordend spel de zwakkere Kunne op te winden, door blinkend goud en sieraadjes te verlokken?”
De moralist schrijft vervolgens dat de famkes zelfs niet schroomden om “alle de bovenkleederen af te leggen, waarbij alle bevalligheid van haar lichaam zich gansch ongunstig vertoonde”. De schrijver doet een beroep op de Franse Koning Lodewijk Napoleon “ter stuiting van dit wreedaardige spel”.
Lodewijk Napoleon (“Ik ben uw konijn”) geeft niet thuis. Vier jaar later mochten de vrouwen op herhaling. Door alle ophef had de wedstrijd mythische proporties aangenomen. Men vond het onzedig dat de vrouwen hun jakjes uitdeden om vrijer te kunnen schaatsen. Hun blote armen waren zo maar te zien. Uit heel Friesland stroomden de toeschouwers naar Leeuwarden. Houkje Gerrits van Veenwouden, haar mantel ligt op het ijs, wint de wedstrijd met een neuslengte voorsprong.
Bij de Friese elite was er zoveel belangstelling voor dit evenement, dat Baur de finish van de hardrijderij twee keer geschilderd en verkocht heeft. Bijna identieke versies, afgezien van de vlag. Pikant is dat een van de schilderijen in 1942 in opdracht van Adolf Hitler werd aangekocht voor de Rijkskanselarij in het geannexeerde Polen. Daar heeft het schilderij gehangen totdat Polen in 1945 door de Russen werd bevrijd. Via een lange omweg is het schilderij uiteindelijk weer in Friesland terecht gekomen en in 2013 door een Fries echtpaar geschonken aan het Rijksmuseum.
De typische koude winterlucht met bomen die onder de rijp zitten vormen het decor van de schaatswedstrijd. Rechts staat de kruittoren en op de achtergrond zijn de Onze Lieve Vrouwenpoort en de Oldenhove afgebeeld.
olieverf op doek, 60 x 75 cm
schenking van Willem Jan Hacquebord en Houkje Anna Brandsma
Amsterdam had reeds in de middeleeuwen een uitmuntende naam op scheepsbouwgebied. Er groeide een scheepsbouwcentrum op het Bickerseiland met pakhuizen, lijnbanen, scheepstimmerwerven, houtzagerijen, teerkokerijen, ankersmederijen, enz. Er heerste een enorme bedrijvigheid tot in de 19e eeuw, toen de houten schepen langzaam werden verdrongen door de stoomvaart.
olieverf op doek op paneel, 41 x 51 cm
bruikleen van Koninklijk Oudheidkundig Genootschap
Amsterdam had reeds in de middeleeuwen een uitmuntende naam op scheepsbouwgebied. Er groeide een scheepsbouwcentrum op het Bickerseiland met pakhuizen, lijnbanen, scheepstimmerwerven, houtzagerijen, teerkokerijen, ankersmederijen, enz. Er heerste een enorme bedrijvigheid tot in de 19e eeuw, toen de houten schepen langzaam werden verdrongen door de stoomvaart.
olieverf op doek op paneel, 41 x 51 cm
bruikleen van Koninklijk Oudheidkundig Genootschap
Gorinchem ontving in 1382 stadsrechten. De stad groeide uit tot een belangrijke handelsstad en kreeg het daardoor regelmatig aan de stok met Dordrecht.
In 1592 werd de stad ingenomen door de geuzen. Negentien priesters werden gevangen genomen en in Den Briel opgehangen in een turfschuur. Zij zijn bekend gebleven als ‘de martelaren van Gorkum’.
Breitner, de schilder van het Amsterdamse stadsleven, portretteerde Gorinchem in een meer slaperige periode, ruim honderd jaar geleden.
olieverf op paneel, 48 x 26 cm
legaat van mevrouw M.C.J. Breitner-Jordan, Zeist
Abraham Couwenberg is een romantische, jong gestorven schilder uit de 19e eeuw. Zijn imposante luchten zijn duidelijk geïnspireerd door 17e-eeuwse schilders als Jacob van Ruisdael. Oudhollandse ijspret. Of toch niet? Kunnen we dit schilderij ook symbolisch zien? Wil Couwenberg ons herinneren aan het ongewisse levenspad door de mensen te laten schaatsen op glad ijs? Staan de wieken van de molen soms in vreugdestand? En verwijst de kathedraal aan het einde van het ijspad naar de goddelijke lotsbestemming?
olieverf op doek, 74 x 100 cm
Aelbert Cuyp schilderde zijn geboortestad graag en veelvuldig. Zijn naam wordt geëerd in Dordrecht met een kunstwerk van Maria Roosen; abstract, omdat niet bekend is hoe hij eruit zag. Zijn werk was en is zeer geliefd in Engeland. Hier een kopie naar de linkerhelft van een groot schilderij dat tegenwoordig in Ascott House in Engeland hangt.
In 1572 vond in Dordrecht de Eerste Vrije Statenvergadering plaats waarbij vertegenwoordigers van alle Hollandse steden zich achter de Opstand tegen de Spaanse overheersing opstelden.
Een paar eeuwen later wordt Dordt de aanvoerder van de Patriotten die de vrijheid willen heroveren op de Oranjes. Deze republikeinse revolutie zal mislukken.
olieverf op doek, 68 x 85 cm
bruikleen van gemeente Amsterdam (legaat A. van der Hoop)
De kunstenaar Christiaan Dreibholtz woonde en werkte enkele jaren in Dordrecht, de stad van zijn leermeester J.C. Schotel. Hij maakte er dit schilderij. We kijken vanuit Papendrecht naar de vroeg-negentiende-eeuwse skyline van Dordrecht met de markante toren van de Grote Kerk en de koepel van de Groothoofdspoort. De door Dreibholtz gekozen plek is het zogenoemde drierivierenpunt waar de Oude Maas, de Beneden Merwede en de Noord samenkomen. Hier maakte hij de voorstudies en schetsen die hij later in zijn atelier zou gebruiken bij de vervaardiging van het uiteindelijke schilderij.
olieverf op doek, 77 x 102 cm
Dusart woonde en werkte zijn hele leven in Haarlem. De markt voor zeevis was aan de voet van de Grote Kerk. De vis werd aangevoerd door visvrouwen die dagelijks over het Visserspad van Zandvoort naar Haarlem liepen, met de vis in rieten manden op hun rug. De bomschuiten met vis strandden ‘s ochtends heel vroeg op het strand van Zandvoort. Opkopers kochten de vis en vrouwen sjouwden op blote voeten door de duinen naar Kraantje Lek. Daar trokken ze hun klompen aan en moesten dan voor tien uur op de markt zijn.
olieverf op doek, 68 x90 cm
Dit schilderij geeft een levendige indruk van Amsterdam in de 18e eeuw. Links zijn het Stadhuis en de Nieuwe Kerk te zien, rechts de Waag waar sommige handelaren hun gewogen koopwaar wegvoeren, terwijl anderen in de rij staan. Te midden van de drukte zoekt een elegant echtpaar zijn weg. Links achter hen laat een man zijn schoenen poetsen.
olieverf op paneel, 48 x 63 cm
legaat van jhr. J.S.H. van de Poll, Amsterdam
Jan van Goyen nam het met de fotografische werkelijkheid niet zo nauw, maar deze portretten van Nijmegen en Arnhem zijn behoorlijk waarheidsgetrouw. Van Goyen schilderde de Waal en de Valkhofburcht in Nijmegen meerdere malen. De Romeinen kenden deze strategische plek al en daarna ook de Duitse keizers en de graven van Gelre. De burcht is gesloopt tijdens de Franse periode, met instemming van de bevolking die de herinnering aan autoritaire vorsten wilde uitwissen en koos voor democratie.
olieverf op doek, 92 x 130 cm
Arnhem is net als Nijmegen een stad met een rijke geschiedenis. Graaf Otto II verleende de stad in 1233 stadsrechten met de woorden: “Ik, Otto, heb van de plaats Arnhem een stad gemaakt en daaraan alle vrijheid verleend, opdat deze stad en de mensen die erin wonen en erin zullen wonen, zich in vrijheid mogen verheugen.”
olieverf op paneel, 26 x 42 cm
schenking van de heer H.W.A. Deterding, Londen
De Utrechter Willem Hoevenaar heeft ons een mooi stadsgezicht van Amsterdam nagelaten. Twintig jaar na zijn dood kocht het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap dit schilderij en gaf het in bruikleen aan het Rijksmuseum. We zien de Amsterdamse Slijpsteenmarkt, toen gelegen op de kop van het Damrak. Het was een bedrijvige buurt met handelaren, zeelui en vertier, maar ook de plek waar slijpstenen werden verhandeld. Een slijpsteen is een steen waarmee messen en scharen worden geslepen. Nu een uitgestorven beroep, de scharensliep.
olieverf op doek, 63 x 55 cm
bruikleen van Koninklijk Oudheidkundig Genootschap
In het voetspoor van Jan van Goyen schilderde de Haarlemmer Frans de Hulst voornamelijk landschappen. Zijn Valkhof is duidelijk afgekeken van de Valkhof van Van Goyen. Bij Frans de Hulst vaart de veerpont over de Waal alleen naar de andere kant en staat er een rijtuig op de pont.
olieverf op paneel, 37 x 58 cm
bruikleen van Koninklijk Oudheidkundig Genootschap
Jan Hulswit bestierde korte tijd een behangselfabriek, maar legde zich later toe op het schilderen van landschappen en stadsgezichten. In zijn tijd waren zijn schilderijen zeer populair.
Het Weteringpoortje was een van de kleinste van de acht Amsterdamse poorten. Het lag naast het huidige Rijksmuseum. Fier op het bolwerk stond korenmolen De Wetering. Vanaf het Weteringpoortje kon je je met een roeibootje laten vervoeren naar herberg Stadlander even buiten de stad om een dagje te kolven.
olieverf op paneel, 28 x 37 cm
In Frankrijk denken ze nog altijd dat Jongkind een Frans kunstenaar is. Hij heeft dan ook een groot gedeelte van zijn leven in Frankrijk doorgebracht, al ging hij ook altijd wel weer terug naar zijn vaderland om te schetsen. Johan Barthold Jongkind werd in 1819 geboren en groeide op in Maassluis. Zijn talent werd al snel onderkend.
Toen Jongkind 27 jaar was, ging hij naar Frankrijk, met een beurs van de prins van Oranje. Op de Wereldtentoonstelling van 1855 in Parijs, 36 jaar oud, vertegenwoordigde Jongkind Frankrijk met drie schilderijen. Maar hij viel niet in de prijzen, had enorme schulden vanwege overmatig drankgebruik en vluchtte terug naar Nederland tot verdriet van zijn Franse schildervrienden Corot, Daubigny en anderen. Jongkind ging in Rotterdam wonen, de stad die in 1340 stadsrechten kreeg en waar Erasmus in 1466 was geboren. Hij maakte in zijn Rotterdamse periode enorm veel schetsen in en rondom Rotterdam, Overschie, Dordrecht.
olieverf op doek, 22 x 28 cm
legaat van de heer A. van Wezel, Amsterdam
De landschappen en stadsgezichten van Jongkind hadden iets echts Hollands met een vlakverdeling van twee derde lucht en een derde land. Hij schetste ook ‘s nachts en werkte zijn studies en aquarellen later uit tot schilderijen. Maar ook in Rotterdam kon hij niet van de drank afblijven. Hij was eenzaam en ongelukkig en verlangde terug naar Parijs. Zijn Franse vrienden schoten hem financieel te hulp. Zij organiseerden een veiling om zijn terugkeer mogelijk te maken. Uiteindelijk ging hij na vijf jaar weer terug naar Parijs en zou tot zijn dood in Frankrijk blijven wonen.
Regelmatig reisde hij van Parijs naar Nederland om te schetsen. Hij schetste ook ’s nachts en werkte zijn studies en aquarellen, weer terug in Frankrijk, uit tot schilderijen. Zo zijn ook zijn maangezichten op Overschie en Rotterdam ontstaan, met het kenmerkende spel tussen licht en donker. In het nachtelijk landschap van Overschie zien we een schip, een kerktoren, en de maan en wolken weerspiegelen in het water. De maan die door de wolken breekt boven een gracht in Rotterdam is kenmerkend voor zijn losse schildersstijl. In Frankrijk was er heel veel vraag naar zijn Hollandse luchten en maanlandschappen. Toen Jongkind in 1891 overleed stonden er nog vier onvoltooide schilderijen in zijn atelier, waaronder een gezicht op Zouteveen, in de omgeving van Delft. Ondanks zijn jarenlange verblijf in Frankrijk, had hij de banden met Nederland nooit losgelaten. Hij was en bleef een Nederlander in Frankrijk, bewonderd om zijn typisch Nederlandse uitgangspunten, zoals zijn verbondenheid aan de waarneembare werkelijkheid. In het Louvre wordt hij gerangschikt onder de Franse schilders.
olieverf op doek, 34 x 46 cm
legaat van de heer J.B.A.M. Westerwoudt, Haarlem
Jan van Kessel is een Amsterdammer, leerling van Jacob van Ruisdael. Van Kessel schilderde de Heiligewegspoort, van oudsher de toegang voor pelgrims, vanuit de ‘stadsvrijheid’. De ‘stadsvrijheid’ was een gebied buiten de stadsmuur, waar het stadsrecht nog gold en dat gemarkeerd werd met limietpalen. De poort staat symbool voor een gemeenschap van poorters, die hun eigen regels opstellen en hun eigen bestuurders kiezen. In 1664 werd de poort afgebroken vanwege stadsuitbreiding. Jan van Kessel was er net op tijd bij om de brug vast te leggen.
olieverf op doek, 77 x 122 cm
Op de gracht aan de Houtmarkt duwen twee mannen drijvende houtvlotten over het water. De Hoogduitse synagoge is achter de bomen links te zien, rechts de Portugese synagoge. Dat Joodse gebedshuizen hier zo openlijk in het straatbeeld aanwezig waren, werd beschouwd als teken van Nederlandse tolerantie. Tegenwoordig heet de Houtmarkt het Jonas Daniël Meijerplein. Jonas Daniël Meijer was de eerste Joodse advocaat in Nederland.
olieverf op paneel, 36 x 49 cm
legaat van A.A.M. Sträter, Amsterdam
De 17e-eeuwse grachtengordel bleef ook in de 18e eeuw het aangename territorium van de gegoede burgerij. De inkomensverschillen in de stad waren groot. Links is Herengracht 436 afgebeeld, waar het deftige echtpaar Van Wijckerslooth op de trap staat. Beneden probeert een straatverkoper zijn paraplu’s te slijten.
olieverf op paneel, 54 x 72 cm
legaat van mevrouw H. Gluyssteen-van Ommeren, Amsterdam
Het paardentuig ligt al in de slee. De jongen heeft de schaatsen in zijn linkerhand. Boven de deur hangt het naambordje van de zadelmaker. En aan de muur hangt nog een bordje met opschrift: Dit huis is te koop uit de han(d).
Dirk Jan van der Laan schilderde puur voor zijn plezier. Hij woonde in Zwolle, werkte daar als griffier aan het kantongerecht en was lid van de gemeenteraad.
olieverf op paneel, 27 x 35 cm
bruikleen van de gemeente Amsterdam (legaat A. van der Hoop)
Het zal Amsterdam zijn, en de koepel lijkt veel op die van de Ronde Lutherse kerk aan het Singel. Een typerende uitspraak van Jacob Maris: “Waarom zou ik zelf mijn eigen steden niet mogen bouwen. Als ik het nodig acht de lange rechte daklijnen te verbreken, zet ik er een koepeldak op; vooral waar de lucht of wolkenformatie zulk een steun vragen.” Met vaardige hand schilderde Maris de levendige wolkenlucht en door het scherpe contrast tussen de huizenrij en de wolken, winnen beide aan kracht.
olieverf op doek, 52 x 80 cm
legaat van mevr. A.E. Reich-Hohwü
De omgeving van Den Haag zag er 130 jaar geleden totaal anders uit dan tegenwoordig, zoals uit dit schilderij blijkt. Jacob Maris koos voor een voorgrond met huizen, een man in een roeiboot en enkele knotwilgen.
Twee derde wordt gevormd door de wolkenpartij, verlevendigd met enkele geabstraheerde vogels. De stapelwolken weerkaatsen in het water op de voorgrond. Door de atmosfeer is de achtergrond vager, maar een molen in het doorkijkje is nog herkenbaar.
olieverf op doek, 45x48 cm
schenking van de heer en mevrouw Drucker-Fraser, Montreux
De Schreierstoren in het midden van dit stadsgezicht werd rond 1497 gebouwd als onderdeel van de stadsmuur van Amsterdam. Bij Jacob Maris zullen we niet snel een strak blauwe lucht aantreffen. Zijn wolkenpartijen dragen sterk bij aan de sfeer van zijn schilderijen. De levendigheid wordt vergroot door de schepen die in het Oosterdok liggen.
De gevellijsten en het dak links vangen nog een sprankje zonlicht, dat tussen de stapelwolken zijn weg vindt.
olieverf op doek, 83 x 112 cm
schenking van de erven van de heer W.J. van Randwijk, Den Haag
Op dit stemmige havengezicht gaat de horizon naadloos over in de lucht die door de verstrooiing van het licht geel kleurt. De rookontwikkeling aan boord van een van de schepen maakt de verbinding compleet.
De masten maken het werk herkenbaar als een haven, maar de rest is veel abstracter dan Jacob Maris gewend was te doen. Met trefzekere penseelstreken zijn het water en de lucht weergegeven en om wat meer diepte te creëren, voegde Maris een aantal meeuwen toe.
olieverf op doek, 31 x 46 cm
legaat van mevr. A.E. Reich-Hohwü
Driekwart van dit schilderij bestaat uit lucht en de stapelwolken maken de typisch Hollandse luchten prominent aanwezig. Tóch eist de voorgrond met een haven en diverse dukdalven en steigers de meeste aandacht op. Door zowel links als rechts een hoger accent aan te brengen, wordt de focus op het midden van dit havengezicht versterkt.
olieverf op doek, 51 x 78 cm
legaat van de heer A. van Wezel, Amsterdam
Toen Amsterdam in 1275 het tolprivilege van Floris V ontving, was het nog geen stad; al wordt deze datum door het gemeentebestuur aangehouden om jubilea te vieren. Pas in 1306 kreeg de nederzetting bij de dam aan de Amstel stadsrechten van de bisschop. Amsterdam kreeg een eigen rechtsgebied, een eigen ‘vrijheid’.
Souvenir d’Amsterdam is een van de beroemdste schilderijen van Matthijs Maris. Hij schilderde het in 1871 in Parijs, op basis van een door hem gekochte foto van de ophaalbrug bij de Haarlemmersluis, gebruik makend van zijn herinnering en fantasie. Hij nam de nauwkeurigheid van de voorstelling niet al te strikt. De ophaalbrug was intussen al gesloopt en vervangen door een vaste brug. Beeldde Maris zichzelf af als baliekluiver op de voorgrond, die tuurt naar de passerende vrouw aan het roer? Matthijs Maris schilderde dit werk in zeven dagen, puur om wat geld te verdienen. Hij was zo arm als een rat en verfoeide het eigenlijk om voor de kunstmarkt te werken. Zijn Ophaalbrug werd gekocht door een Schotse kunsthandelaar.
Jenny Reynaerts schrijft: “In 1874-1875 ontmoette Van Gogh Matthijs Maris bij de kunsthandel in Londen waar hij toen werkte. Hij bewonderde ‘Thijs’ enorm, onder meer vanwege zijn schilderij Souvenir d’Amsterdam […] Hij vroeg Maris of hij zijn leerling mocht worden, maar die raadde het hem op karakteristieke wijze af: “[...] the best he could do was to hang himself.” […] Maris was een groot bewonderaar van Camille Corot, die zijn landschappen vaak als ‘souvenir’ betitelde en liever de herinnering eraan opriep dan de natuurgetrouwe weergave schilderde.[…] Vanwege deze opvatting werden zowel Corot als Maris door de latere Tachtigers, die het immers ook om de persoonlijke ervaring ging, zeer bewonderd.”
Toen Matthijs zelf later het werk in de kamer van de kunsthandelaar zag hangen, schaamde hij zich ervoor en schreef erover: “Ik was ermee verlegen. Die dingen zijn niet van mij. Ik had het gemaakt, maar geheel tegen beter weten in, om het centje.”
Matthijs Maris is de middelste van de drie schilderende broers, Jacob, Matthijs en Willem. Jacob en Willem Maris waren geliefd. Deze twee broers zijn nog steeds gewild en ruim vertegenwoordigd in de selectie voor Lage Landen, Koele Wateren en Hoge Luchten. Ze hebben Nederland geschilderd, zoals we het graag zien, met koeien, strandtaferelen en wolkenluchten.
Matthijs Maris wilde geen concessies doen aan de smaak van het publiek. Hij leefde jarenlang in armoede, was eenzaam, een kluizenaar in zijn atelier; een zonderling met cultstatus, onbegrepen en onaangepast. Hij kon driftig zijn en was onaangenaam in de omgang.
Met zijn grote hang naar vrijheid en autonomie, past hij toch bij het thema van Hoge Luchten. Hij hield van de grote stad, Parijs en Londen, omdat hij daar meer zichzelf kon zijn. Matthijs Maris stierf in 1917 in Londen, bewonderd door een schare Engelsen om zijn mysterieuze oeuvre.
olieverf op doek, 47 x 35 cm
schenking van de erven van de heer W.J. van Randwijk, Den Haag
Isaac Ouwater woonde zijn hele leven in Amsterdam. Het imponerende stadhuis, uitdrukking van de macht van de rijke burgerij, is het belangrijkste monument uit de Gouden Eeuw in de stad. De kosten van de bouw van het stadhuis waren overigens zo hoog, dat de toren voor de Nieuwe Kerk onvoltooid bleef.
olieverf op doek, 59 x 73 cm
Amsterdam rustte op drie pijlers: de machtige burgerij, de zuinige protestantse kerk en de bloeiende handel. De Waag, op de huidige Nieuwmarkt was als symbool van die handel.
olieverf op doek, 60 x 74 cm
Met vlotte streken gaf Rochussen vanuit zijn atelierraam weer wat hij dagelijks zag; een momentopname uit het Amsterdamse straatleven. Het doet enigszins denken aan het werk van Breitner. Dat is niet toevallig want Breitner was een leerling van Rochussen.
De kunstenaar was nogal gehecht aan dit schilderijtje, het bleef altijd in zijn bezit. Deze herinnering in verf documenteert het veranderende stadsbeeld. De stenen brug boven de Osjessluis verdween toen in 1882 het Spui gedempt werd. Kort daarna reden op het Spui de eerste elektrische trams.
olieverf op paneel, 32 x 24 cm
bruikleen van het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap
Honderden schetsen en een handvol schilderijen van de Hagenaar Andreas Schelfhout bevinden zich in het depot van het Rijksmuseum. Dit huiselijk tafereel met moeder de vrouw, twee kinderen en een hondje op een binnenplaatsje in de buurt, kan zo op een koekblik.
olieverf op paneel, 45 x 40 cm
Dordrecht beschouwt zichzelf als de oudste stad van Holland en verwierf stadsrechten in 1220. Dit stadsgezicht met het stadhuis is ondertekend door Schoenmakers en Schotel, twee kunstschilders uit Dordrecht. Oorspronkelijk was het stadhuis van Dordrecht een markthal voor uitgeweken Vlaamse kooplieden die er lakense stoffen verhandelden. In 1544 namen bestuurders van de stad hun intrek in het gebouw.
olieverf op paneel, 50 x 64 cm
Een stadsgrachtje dat achter de huizen loopt; op de kade een vrouw die een praatje maakt met een man op een schuit. Het is een typische voorstelling van de kunstenaar Ferdinand Sierich. Deze Haagse kunstschilder maakte naam met zijn romantische stads- en strandgezichten. Aanvankelijk werkte hij als instrumentenmaker in de zaak van zijn vader, maar Sierich ambieerde een loopbaan als kunstschilder. Pas op achtentwintigjarige leeftijd kon hij zich volledig op het schildersvak toeleggen.
Hij was goed bevriend met de gebroeders Maris en werkte net als verschillende Haagse Schoolkunstenaars met enige regelmaat in de bossen bij Oosterbeek.
olieverf op doek, 51 x 42 cm
schenking van mevr. W. Korthals Altes, Amsterdam
Na de Belgische Opstand in 1830 en de daarop volgende afscheiding moest men in het noordelijk deel van de Nederlanden op zoek naar een eigen identiteit. Grote namen als Michiel de Ruyter en Rembrandt van Rijn werden ingezet voor het bijbrengen van vaderlandse trots. Rembrandt werd in 1852 geëerd met de oprichting van een standbeeld. De Amsterdamse Parkzaal werd ingericht met schilderijen van steden waar hij zou hebben gewerkt.
Het schilderij van Cornelis Springer is een voorstudie voor één van deze stadsgezichten, die van Den Haag. Pas later ontdekte men dat Rembrandt nooit in de Hofstad heeft gewerkt.
olieverf op doek, 48 x 58 cm
schenking van mevrouw J.H. Springer, Haarlem
Geen spoor van verval of economische crisis. Nergens is het stoepje zo schoon als op een 19e-eeuws Nederlands stadstafereel. Springer schildert in 1868 een hoekje van Enkhuizen dat dateert uit de 17e eeuw: de Zuiderhavendijk en het Zuiderspui met het Spuihuisje aan het einde. In feite doet Springer hier wat Monumentenzorg later in het echt zou doen: hij conserveerde een beschermd stadsgezicht.
olieverf op paneel, 50 x65 cm
legaat van de heer J.B.A.M. Westerwoudt, Haarlem
Balthasar van der Veen was een Amsterdammer die veel gezien heeft van de wereld en overleed in Haarlem. Op zijn schilderij zijn te zien de Eendjespoort, het Spaarne en de Bavokerk.
Vanuit de Eendjespoort vertrokken destijds de beurtschuiten naar Leiden. De poort is in 1866 gesloopt.
olieverf op paneel, 75 x 109 cm
schenking van de heer A. Bredius, Den Haag
Pieter Vertin is een kloon van Cornelis Springer, maar minder getalenteerd. Zijn werk wordt gerekend tot de Haagse romantiek en bestaat grotendeels uit Hollandse stadsgezichten. Dit schilderij wordt gedomineerd door de Koepoort en een witte ophaalbrug die over de singel ligt. De naam Koepoort verwijst naar het feit dat de koeien destijds uit Delft door de poort werden gedreven om in de weilanden te overnachten.
Vroeger bevonden zich binnen de stadsmuren verschillende boerderijen waar vee werd gehouden. Op de achtergrond is de toren van de Oude Kerk in Delft te zien.
olieverf op paneel, 16 x 22 cm
legaat van jhr. P.A. van den Velden, Den Haag
Jan Weissenbruch, niet te verwarren met zijn iets jongere neef Johan Hendrik Weissenbruch. Die neef was vertegenwoordigd met een duinlandschap en met een strandgezicht in Lage Landen en Koele Wateren. Om ze te onderscheiden van elkaar werd Jan ‘de romantische Weis’ genoemd, en neef Johan Hendrik ‘de vrolijke Weis’. Beide neven maakten strategisch gebruik van de kleur wit, hun geheime wapen. De witte stadspoort van Leerdam staat pontificaal middenin het tegenlicht. Het zonlicht valt op de wit gepleisterde ondermuren en de witte kapjes van twee ‘toevallig’ aanwezige vrouwen.
Jan Weissenbruch was een Haagse kunstenaar, geboren in 1822 en overleden in 1880 in Den Haag. Zijn schilderijen lijken wel fel realistisch, maar in feite zette hij de werkelijkheid naar zijn schilderhand. Hij draaide de stadspoort van Leerdam 180 graden om, omdat hij de buitenkant interessanter vond dan de stadskant. Van een platbodem in het water achter de stadswal zijn nog net de giek en de mast te zien. Ook het gekozen moment is niet toevallig. Na een regenbui schijnt de zon weer volop en baadt alles in een fel licht. Leerdam is een stadje aan de Linge, dat in 1382 stadsrechten kreeg van Otto van Arkel en de bevestiging daarvan nog eens in 1407 door Willem VI van Holland.
Het schilderij dateert uit 1869. De Steigerpoort werd al in 1863 gesloopt, dus Jan Weissenbruch is uitgegaan van de schetsen die hij rond 1860 in Leerdam maakte. Een van die schetsen van de stadspoort is in bezit van Museum Teylers. Van die schetsen maakte hij dan later in zijn atelier ijzersterke composities, met de nodige artistieke vrijheid.
Jan Weissenbruch schilderde het liefst in oude stadjes langs de Lek, Hollandse IJssel en Linge. Met blauwe luchten en heldere lijnen bracht hij de oude poorten, stadsmuren en huizen in beeld die in hoog tempo zouden worden afgebroken om plaats te maken voor de moderne tijd.
Het werk van Jan Weissenbruch heeft een romantische, nostalgische inslag. Het brengt je in een lome, gelukzalige stemming. En juist de combinatie met de strakke lijnen, de gedetailleerde regenpijpen, de sobere enscenering maakt van dit schilderij een meesterwerk. Een combinatie van romantiek en realisme. Niet voor niks wordt Jan Weissenbruch wel ‘de Vermeer van de 19e eeuw’ genoemd.
olieverf op doek, 77 x 104 cm
Op de Roode Steen drie belangrijke gebouwen van de stad Hoorn: het Stadhuis, de Waag en het Statencollege (nu het Westfries Museum).
olieverf op doek, 67 x 57 cm
collectie Westfries Museum