Hete Vuren toont de relatie tussen mens en vuur. Een selectie van 12 items uit de tentoonstelling: schilderijen, een videoportret en muziek.
VerderDe Rotterdammer Tavenraat schilderde graag dramatische weersomstandigheden. De bliksem die door de hemel schicht valt precies nog op het vluchtend hert. Het avondrood gloeit vurig aan de horizon. Het vogelpaartje in de top van de boom lijkt zich echter niets aan te trekken van het heftige onweer. (Nederlandse kunst 1800-1900, blz.129)
olieverf op paneel, 31 x 40 cm
Jacobus Schoemaker Doyer was een domineeszoon, werd kunstschilder, was bevriend met Thorbecke en overleed in Zutphen. Tegenwoordig is hij uitsluitend nog bekend van zijn schilderijen van de held Jan van Speijk.
Jan van Speijk was commandant van een kanonneerboot; een zeilschip met één kanon. Tijdens de Belgische Opstand had hij deelgenomen aan het bombardement op Antwerpen (27 oktober 1830).
Met zijn schip voerde hij controles uit op de Schelde. Toen het schip en de bemanning bedreigd werden door Belgische opstandelingen, bracht hij het schip tot ontploffing door zijn sigaar in een vat met buskruit te steken. Volgens overlevering zou hij daarbij gezegd hebben: “…een infame Brabander worden? Dan liever de lucht in.”
Hoe dit ook zij, 28 van de 31 bemanningsleden kwamen om, waaronder Van Speijk zelf. Jan van Speijk werd met deze daad een nationale held en kreeg een graf in de Nieuwe Kerk te Amsterdam. Hij was bereid voor koning, volk en vaderland een zelfmoordaanslag te plegen om aan de vijand zoveel mogelijk afbreuk te doen.
Van Speijks naam raakte na zijn daad gecanoniseerd. Hij werd lange tijd in Noord-Nederland gezien als een grote zeeheld. Zijn daad werd beschouwd als een voorbeeld van plichtsbesef, heldenmoed en eergevoel. Aandacht voor de nabestaanden was er niet. Alleen enkele Belgische kranten leverden informatie op grond waarvan al snel met recht aan de juistheid van Van Speijks optreden kon worden getwijfeld. Pas in 1839 erkende Nederland de onafhankelijkheid van België.
olieverf op doek, 25 x 20 cm
bruikleen van de gemeente Amsterdam (legaat A. van der Hoop)
Eigen haard is goud waard, een Nederlands spreekwoord dat wil zeggen dat je familie en je woning essentieel zijn voor je geluk. De Brabander Adriaan de Lelie borduurt rond 1800 voort op de genrestukken uit de 17e eeuw. De oude vrouw bakt gezellig pannenkoeken en de oude man steekt zijn pijp aan met een vuurtestje. Dochter en kleinzoon komen ruiken en kijken. De traditie wordt doorgegeven. En wat doet dat vogeltje in de kooi?
olieverf op paneel, 53 x 42 cm
legaat van de heer J.B.A.M. Westerwoudt, Haarlem
Dusarts Jonge man bij kaarslicht doet denken aan Rembrandt. Niet zo gek, want ze kwamen bij elkaar over de vloer. Schilderen was voor Christiaen Dusart een nevenfunctie; hij had een stoffenververij waarmee hij goed geld verdiende. Door het deels afdekken van de kaars valt het licht heel mooi op het gezicht van de jonge man en schijnt het door zijn vingers.
olieverf op doek, 65 x 79 cm
Gerrit Dou, die zich later deftig Gerard Dou liet noemen, produceerde meer dan 200 schilderijen, die in heel de wereld te zien zijn. Hij was de eerste leerling van Rembrandt en leerde op zijn beurt Quirijn van Brekelenkam de kneepjes van het vak. Dou was geliefd om zijn licht/donker-effecten, kaarslicht en olielampen.
Het meisje op het schilderij houdt een olielamp vast, een zogeheten snotneus.
olieverf op paneel, 19 x 17 cm
Bij het licht van één enkele kaars is ook moeder de vrouw in slaap gevallen. Achter haar hangt een uitgewassen luier te drogen over een stoofje, waarin de kooltjes niet langer meer gloeien.
olieverf op doek, 43 x 61 cm
schenking van de heer en mevrouw Drucker-Fraser, Montreux
In zijn donkere smidse hamert een smid een gloeiende ijzeren staaf op het aambeeld. Zijn knecht staat klaar om het metaal in het vuur te gloeien. Dat was herhaalde malen nodig, om het ijzer weer zacht en bewerkbaar te maken.
Het spreekwoord ‘men moet het ijzer smeden, als het heet is’ verwijst hiernaar. Tot ver in de 19e eeuw had elke stad en elk dorp minstens één (hoef-)smid voor het smeden of repareren van wapentuig, gereedschappen en onderdelen van wagens en karren.
olieverf op doek, 102 x 85 cm
In de 17e eeuw had de schutterij een belangrijke functie als burgerwacht in Nederlandse steden. Ze bestond uit weerbare burgers die verantwoordelijk waren voor de ordehandhaving, brandbestrijding en verdediging van de stad tegen vijanden of opstanden. De schutterij trad op bij onrust en beschermde strategische plekken zoals stadspoorten. Daarnaast had de schutterij ook een sociale en ceremoniële rol: leden kwamen uit de gegoede burgerij en namen deel aan parades, feesten en officiële gebeurtenissen. De schutterijen waren vaak georganiseerd per wijk en werden gefinancierd door de stad en haar leden. Hun invloed verminderde geleidelijk met de komst van een professioneel leger.
In het midden staat een schutter met een brandende aansteeklont.
olieverf op doek, 370 x 375 cm
Collectie Westfries Museum