Tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) bracht de Spaanse generaal Spinola legers op de been om de opstandige Nederlandse gewesten onder druk te zetten. Prins Maurits wilde een militaire tegenzet doen door steden langs de Rijn aan te vallen. Maar zijn opdrachtgever namens de Republiek, Johan van Oldenbarnevelt, wilde Vlaanderen veroveren. Maurits zwichtte, trok op naar het zuiden en schakelde de watergeuzen in. Op 17 mei 1605 vond een gevecht plaats tussen de Spaanse troepen op de Blokkersdijk bij Antwerpen en watergeuzen op de Schelde. De watergeuzen probeerden aan land te komen, zij zagen Antwerpen al in de verte liggen. De Spanjaarden sloegen de aanval af. De watergeuzen zouden de stad niet bereiken. Rechtsonder een Spaans kanon op de dijk dat vuurt. Ook uit de lopen van de musketten achter het kanon komt Spaans vuur.
olieverf op doek, 32 x 53 cm
De Spaanse Successieoorlog (1701-1713) ging om de heerschappij over Spanje, tussen enerzijds de ‘Grote Alliantie’ en anderzijds Frankrijk. Engeland, de Nederlandse Republiek en Pruisen wilden voorkomen dat het machtige Frankrijk ook nog eens over Spanje zou heersen. De Republiek zette hoog in met een groot leger en zeemacht. In 1702 werd in de baai van Vigo (Noordwest-Spanje) door een Brits-Nederlandse vloot jacht gemaakt op de Spaanse Zilvervloot. Franse schepen escorteerden de Zilvervloot. Zowel vanaf de wal als vanaf de schepen wordt het vuur geopend. De Spaanse zilvervloot werd veroverd en de Franse schepen werden vernietigd. De opbrengst viel echter tegen. De kostbaarheden uit de Spaanse koloniën waren al grotendeels aan land gebracht en veiliggesteld.
olieverf op paneel, 59 x 83 cm
Abraham Beerstraten was de zoon van Jan van Beerstraten (1622 - 1666), schilder van zeestukken en stadsgezichten. De geleerden verschillen van mening wie Slag tegen de Turken heeft geschilderd, vader of zoon. Het Rijksmuseum houdt het gezien de signatuur op de zoon, die in 1656 13 jaar was. Heel goed mogelijk is ook dat vader en zoon samen aan dit schilderij hebben gewerkt. Hoe dan ook, we weten niet waarom en voor wie zij dit schilderij maakten. De strijd om de hegemonie in de Middellandse Zee tussen de Turken en de Venetianen was van strategisch belang voor de Hollandse vloot, al speelden Hollanders in deze zeeslag in 1649 slechts een beperkte rol. De Venetiaanse commandant charterde ter versterking van zijn vloot enkele Hollandse en Engelse kapiteins om de Turken te beletten Kreta, een Venetiaans wingewest, te veroveren. Links op het schilderij de gewapende Nederlandse koopvaarder Madonna delle Vigna.
olieverf op doek, 152 x 277 cm
Van Brekelenkam is vooral bekend vanwege zijn schilderijen van kleermakers en schoenmakers. Door de Hollandse touch is zijn werk wijdverspreid geraakt in buitenlandse musea. Hij heeft ongetwijfeld goed gekeken naar het werk van leermeester Gerard Dou, de Leidse fijnschilder. Dagelijkse taferelen, ambachtelijk werk, huiselijk geluk; haardvuurtje, pijp en kruik, dat zijn de toonbeelden van gezelligheid. De schilder stierf waarschijnlijk aan een dodelijke griepepidemie in Leiden rond 1669.
olieverf op paneel, 61 x 47 cm
Gerrit Dou, die zich later deftig Gerard Dou liet noemen, produceerde meer dan 200 schilderijen, die in heel de wereld te zien zijn. Hij was de eerste leerling van Rembrandt en leerde op zijn beurt Quirijn van Brekelenkam de kneepjes van het vak. Dou was geliefd om zijn licht/donker-effecten, kaarslicht en olielampen.
Het meisje op het schilderij houdt een olielamp vast, een zogeheten snotneus.
olieverf op paneel, 19 x 17 cm
Dusarts Jonge man bij kaarslicht doet denken aan Rembrandt. Niet zo gek, want ze kwamen bij elkaar over de vloer. Schilderen was voor Christiaen Dusart een nevenfunctie; hij had een stoffenververij waarmee hij goed geld verdiende. Door het deels afdekken van de kaars valt het licht heel mooi op het gezicht van de jonge man en schijnt het door zijn vingers.
olieverf op doek, 65 x 79 cm
Plattelanders zingen met de bierpul in de hand bij het haardvuur. Het zullen geen psalmen zijn geweest. Het interieur toont welstand: de hoge schouw was in de 17e eeuw eerder in stadspaleizen dan in boerderijen te vinden. Ook de vele metalen voorwerpen konden veel dorpelingen zich niet veroorloven. Duyfhuysen maakte zijn boerentaferelen dan ook niet als weergave van de werkelijkheid, maar als spiegel voor de stedelijke middenklasse. Hij verbeeldde plattelanders als simpele en harmonieuze lieden.
olieverf op paneel, 46 x 62 cm
De lessenaar is de centrale plek in het klaslokaal. De leerlingen zitten ongeordend door elkaar. We zien een lamp boven de lessenaar, een moeder met een lantaarn, leerlingen bij kaarslicht, jongens bij een kolenkachel. De artistieke uitdaging voor Haanen zit in de weergave van licht en donker, het schijnsel van het kaarslicht.
Haanen schilderde dit tafereel in 1835, toen er al jaren enkel nog klassikaal onderwijs werd gegeven waarin leerlingen gezamenlijk dezelfde les volgden. Hij zal echter geïnspireerd zijn geweest door schilders als Dou en Versteegh, die in de 17e en 18e eeuw schooltaferelen vastlegden. Haanen verbeeldt hier namelijk de situatie van vóór 1806, het jaar waarin het ‘hoofdelijk onderwijs’ verboden werd. Kinderen van alle leeftijden en beide seksen verschenen individueel (per hoofd) voor de lessenaar om de les op te zeggen en nieuwe instructies te ontvangen. Daarna gingen ze weer naar hun eigen plek in het lokaal. Iedereen is bezig met zijn eigen les uit zijn eigen boek. Komen en gaan was bij het hoofdelijk onderwijs geen probleem. Moeder en kind verschijnen in het lokaal, terwijl andere kinderen al bezig zijn.
Het hoofdelijk onderwijs paste perfect in een samenleving waarin de school een marginale instelling was, zonder leerplicht. Als er thuis gewerkt moest worden, gingen kinderen niet naar school. Als de wegen onbegaanbaar waren, al evenmin. Schoolbezoek was onregelmatig, en was dus alleen zinnig als je een eigen programma had. Als je ouders het zo wel genoeg vonden, verliet je de school. Zonder diploma, er bestonden geen eindtoetsen. Het hoofdelijk onderwijs heeft dus niets te maken met de bijzondere aandacht vandaag de dag voor het individuele kind en zijn persoonlijke aanleg.
Avondonderwijs was in de periode voor 1806 in de wintermaanden een alternatief voor dagonderwijs, dat er vaak bij inschoot. Avondonderwijs werd gewoonlijk van vijf tot zeven uur in de winteravond gegeven. Dat zien we hier ook. Het is tegen vijven, het schemert buiten en de kachel brandt.
We zien twee onderwijsactiviteiten: lezen en schrijven. Ouders hechtten waarde aan een minimale leesvaardigheid voor hun kinderen. De Republiek kende een hoge alfabetiseringsgraad. We zien schooltassen aan de wand, een plak en roe achter de lessenaar, en er wordt nog geschreven met een veer. De schoolmeester zit in het volle licht. Dat is ook symbolisch bedoeld: het onderwijs is de bron van verlichting. Links in de hoek lijkt een hulponderwijzer in de weer met een groepje beginnende spellers. De leerlingen zijn allemaal kinderen, maar van verschillende leeftijden.
Een mooi schilderij. Het ademt een verstilde sfeer, terwijl hoofdelijk onderwijs berucht was om zijn enorme rumoer. De herrie is niet mee geschilderd.
Jan Lenders, onderwijssocioloog, Nijmegen
olieverf op paneel, 64 x 50 cm
bruikleen van gemeente Amsterdam (legaat A. van der Hoop)
Een oude man stopt een pijp. In de achtermuur hangt een pot boven een smeulend vuur in de haard. De man kijkt naar de kat die uit een bakje eet. In The Philadelphia Museum hangt een vergelijkbaar werk van Israëls, maar is de kat vervangen door een hond. Stille samenspraak heet dat werk, om de ouderdom en eenzaamheid van de man te benadrukken.
olieverf op doek, 60 x 72 cm
legaat van de heer A. van Wezel, Amsterdam
Het meisje houdt haar voeten warm op de stoof. Jozef Israëls schildert gewone mensen in nederige interieurs.
Bescheiden, onopvallend. Verbeeld je maar niets.
olieverf op doek, 76 x 61 cm
schenking van de heer en mevrouw Drucker-Fraser, Montreux
De Fries Johannes Jelgerhuis was bevriend met apotheker Anthony d’Ailly en kwam ook vaak bij hem in de werkplaats. Wellicht kocht hij er de pigmenten die hij gebruikte voor zijn schilderijen. Die apotheker had een fabriekje, genaamd het Stoockhuys, waar hij zijn chemie bedreef en zijn pillen draaide.
Omdat het bedrijf brandgevaarlijk was, lag het aan de rand van de stad bij het water van de Singel. Op het schilderij zien we een schouw, destilleerinstallatie, fornuis, pijpenconstructie met geneeskrachtige vloeistoffen en tonnen met ingrediënten.
olieverf op doek, 43 x 52 cm
schenking van A.J. Rijk, Amsterdam
Een schip dat van Haarlem naar Delft voer had een lading buskruit aan boord en ontplofte midden in Leiden. Er vielen 151 doden. De oorzaak is onbekend. Het gerucht gaat dat het de schuld was van de kok aan boord die onvoorzichtig de aardappels op het vuur zette.
Koning Lodewijk Napoleon zette uit zijn privévermogen direct 30.000 gulden in voor een rampenfonds.
De ramp deed denken aan de Delftse donderslag uit 1654. Toen explodeerde het Delftse Kruithuis, met honderden doden als gevolg, onder wie de schilder Carel Fabritius. In 1787 explodeerde
het buskruit dat in de Onze Lieve Vrouwekerk in Amersfoort lag opgeslagen. Het middenschip van de kerk stortte volledig in. Van recenter datum is de vuurwerkramp in Enschede (2000), 23 doden.
olieverf op doek, 86 x 114 cm
Een toonbeeld van tevredenheid en huiselijk geluk; een spinnenwiel, een slapende kat, een pijproker. De boer steekt zijn pijp aan met een vuurtestje. Een vuurtest had dikwijls de vorm van een vierkanten kom met pootjes en een oor. Hiermee kon men veilig gloeiende steenkool verplaatsen. De boerin zette in de winter het vuurtestje in de voetenstoof om haar voeten warm te houden.
olieverf op paneel, 50 x 40 cm
Eigen haard is goud waard, een Nederlands spreekwoord dat wil zeggen dat je familie en je woning essentieel zijn voor je geluk. De Brabander Adriaan de Lelie borduurt rond 1800 voort op de genrestukken uit de 17e eeuw. De oude vrouw bakt gezellig pannenkoeken en de oude man steekt zijn pijp aan met een vuurtestje. Dochter en kleinzoon komen ruiken en kijken. De traditie wordt doorgegeven. En wat doet dat vogeltje in de kooi?
olieverf op paneel, 53 x 42 cm
legaat van de heer J.B.A.M. Westerwoudt, Haarlem
Met zijn tekenachtige stijl viel Liernur in de smaak bij Koning Willem III. Hij ontving in 1871 de Koninklijke Prijs voor de Vrije Schilderkunst. Deze prijs wordt nog steeds jaarlijks uitgereikt. In zijn Schevenings huisje zijn alle ingrediënten voor knusheid aanwezig: een ketel boven een brandend haardvuur, een theepot, een stoof, een poes en een vrouw die piepers jast.
olieverf op paneel, 13 x 17 cm
legaat van jhr. P.A. van den Velden, Den Haag
Op oude piano’s zitten ze soms nog: de kandelaars links en rechts van de klep. Kaarsen waren nodig om in de schemer de partituur te kunnen lezen.
olieverf op doek, 36 x 22 cm
legaat van mevrouw A.E. Reich-Hohwü
Het kerngezin lijkt wel voor eeuwig de hoeksteen van de Nederlandse samenleving te zijn: vader, moeder en de kinderen (het liefst twee).
olieverf op doek, 36 x 22 cm
legaat van de heer A. van Wezel, Amsterdam
Bij het licht van één enkele kaars is ook moeder de vrouw in slaap gevallen. Achter haar hangt een uitgewassen luier te drogen over een stoofje, waarin de kooltjes niet langer meer gloeien.
olieverf op doek, 43 x 61 cm
schenking van de heer en mevrouw Drucker-Fraser, Montreux
In zijn donkere smidse hamert een smid een gloeiende ijzeren staaf op het aambeeld. Zijn knecht staat klaar om het metaal in het vuur te gloeien. Dat was herhaalde malen nodig, om het ijzer weer zacht en bewerkbaar te maken.
Het spreekwoord ‘men moet het ijzer smeden, als het heet is’ verwijst hiernaar. Tot ver in de 19e eeuw had elke stad en elk dorp minstens één (hoef-)smid voor het smeden of repareren van wapentuig, gereedschappen en onderdelen van wagens en karren.
olieverf op doek, 102 x 85 cm
Net als Gerard Dou plaatst Meulemans de scène binnen de kaders van een raam. Je waant je als kijker een voyeur. Je ziet nog net het maanlicht door het bovenraam schijnen en de vlam onder het gordijn uitkomen. Dit maakt de voorstelling net iets mysterieuzer.
olieverf op paneel, 50 x 40 cm
schenking van J. Kesler PMz, Amsterdam
olieverf op paneel, 25 x 20 cm
bruikleen van gemeente Amsterdam (legaat A. van der Hoop)
Dit schilderij is een samengestelde kopie naar twee werken van Aert van der Neer. Het linkerdeel van de voorstelling is overgenomen uit een werk dat zich in Avignon bevindt. We zien een rijtje door het maanlicht verlichte huizen en een aantal mannen die zich bij een knapperend vuur warmen.
De rechterhelft van het schilderij, met de rivier en de stad in de achtergrond, is mogelijk naar een ander maar onbekend werk van Van der Neer geschilderd.
olieverf op paneel, 43 x 58 cm
schenking van de heer en mevrouw Kessler-Hülsmann, Kapelle op den Bosch
De Amsterdamse schilder Oberman poseert met palet, penselen en een schildersstok. Zelfbewust signeert hij zijn schilderij op de omslag van zijn tekeningenmap. Pontificaal in beeld staat de kolenkachel. Oberman is duidelijk trots op deze innovatie, waarmee zijn atelier geriefelijk verwarmd kan worden. De aslade is uit de kachel geschoven om extra zuurstof bij het vuur te laten komen. De kromme pook waarmee het vuur kan worden opgepord, ligt voor de kachel.
olieverf op doek, 36 x 44 cm
schenking van de Belport-Familienstiftung
Willem van Odekercken werd in Nijmegen geboren en schilderde in Delft en Den Haag. Hij legde zich toe op kleine schilderijtjes met taferelen uit het dagelijks leven. Open vuur, zoals hier te zien in de keuken van een stadswoning, was destijds op elke begane grond te vinden. Allerlei uitdrukkingen herinneren nog aan het koken in potten boven open vuur: wat de pot schaft, een potje kunnen koken, Hollandse pot, de pot verwijt de ketel, moeders pot.
Het schoonboenen van de potten en ketels was zwaar werk. Maar de dienstmeid lijkt er voldoening uit te halen. Blinkend schoon koperwerk was dan ook iets om trots op te zijn.
olieverf op doek, 73 x 59 cm
schenking van de heer A. Willet, Amsterdam
Godfried Schalcken was, net als zijn leraar Gerard Dou, een specialist in het schilderen van taferelen bij kaarslicht. Weerschijn, reflectie, de verstrooiing van licht in donker en de weg die het aflegt over verschillende materialen, geen effect was hem te moeilijk.
olieverf op paneel, 43 x 31 cm
Jacobus Schoemaker Doyer was een domineeszoon, werd kunstschilder, was bevriend met Thorbecke en overleed in Zutphen. Tegenwoordig is hij uitsluitend nog bekend van zijn schilderijen van de held Jan van Speijk.
Jan van Speijk was commandant van een kanonneerboot; een zeilschip met één kanon. Tijdens de Belgische Opstand had hij deelgenomen aan het bombardement op Antwerpen (27 oktober 1830).
Met zijn schip voerde hij controles uit op de Schelde. Toen het schip en de bemanning bedreigd werden door Belgische opstandelingen, bracht hij het schip tot ontploffing door zijn sigaar in een vat met buskruit te steken. Volgens overlevering zou hij daarbij gezegd hebben: “…een infame Brabander worden? Dan liever de lucht in.”
Hoe dit ook zij, 28 van de 31 bemanningsleden kwamen om, waaronder Van Speijk zelf. Jan van Speijk werd met deze daad een nationale held en kreeg een graf in de Nieuwe Kerk te Amsterdam. Hij was bereid voor koning, volk en vaderland een zelfmoordaanslag te plegen om aan de vijand zoveel mogelijk afbreuk te doen.
Van Speijks naam raakte na zijn daad gecanoniseerd. Hij werd lange tijd in Noord-Nederland gezien als een grote zeeheld. Zijn daad werd beschouwd als een voorbeeld van plichtsbesef, heldenmoed en eergevoel. Aandacht voor de nabestaanden was er niet. Alleen enkele Belgische kranten leverden informatie op grond waarvan al snel met recht aan de juistheid van Van Speijks optreden kon worden getwijfeld. Pas in 1839 erkende Nederland de onafhankelijkheid van België.
olieverf op doek, 25 x 20 cm
bruikleen van de gemeente Amsterdam (legaat A. van der Hoop)
Een jonge vrouw leest voor uit de bijbel. De oude vrouw in bont getrimd zwart zit bij de open haard, waar een houtvuurtje brandt. Scholten schilderde graag scènes uit de 17e eeuw. Hij was behalve schilder ook conservator in het Teylers Museum. In hun bewondering voor de Gouden Eeuw verwezen 19e-eeuwse Nederlandse schilders graag naar deugden die zij als typisch Hollands beschouwden; godvruchtigheid, properheid en huiselijkheid
olieverf op paneel, 55 x 67 cm
Na de wanhoopsdaad van Jan van Speijk ontstond er onmiddellijk een grote vraag naar afbeeldingen van de historische gebeurtenis. De meeste kunstenaars verbeeldden Van Speijk net voor hij het kruit aanstak. Schouman koos voor de enorme explosie daarna, met Antwerpen op de achtergrond. Het schip is zo’n vuurzee dat zelfs de wolken een oranje gloed krijgen.
olieverf op paneel, 53 x 76 cm
bruikleen van de gemeente Amsterdam (legaat A. van der Hoop)
Dit rommelige herberginterieur kreeg de titel Tweeërlei spel, verwijzend naar zowel de triktrakspelers, als naar de oude man, die de waardin vastgrijpt voor een heel ander spelletje. Jan Steen bezag de medemens met humor en ironie.
Alleen de goede verstaander herkende zijn waarschuwing voor een losbandig leven, verpakt in de symboliek van alledaagse voorwerpen. Zo verwijzen het vuurtestje met kooltjes naar vurige begeerte, het triktrakspel naar dwaze geldverspilling, de lege mosselschelpen en eierschalen naar wellust en de rode kousen van de waardin naar haar speciale ‘bijverdiensten’ in de herberg.
olieverf op doek, 63 x 70 cm
schenking van de heer en mevrouw Kessler-Hülsmann, Kapelle op den Bosch
De Rotterdammer Tavenraat schilderde graag dramatische weersomstandigheden. De bliksem die door de hemel schicht valt precies nog op het vluchtend hert. Het avondrood gloeit vurig aan de horizon. Het vogelpaartje in de top van de boom lijkt zich echter niets aan te trekken van het heftige onweer. (Nederlandse kunst 1800-1900, blz.129)
olieverf op paneel, 31 x 40 cm
Eeuwenlang werd het ritme sterk door het daglicht bepaald. Het haardvuur gaf maar weinig licht. Kaarsen en lampjes waren er wel, maar ze walmden, verspreidden een nare lucht en waren duur. De afgebeelde olielamp stond bekend als ‘snotneusje’.
Versteegh schilderde graag lichteffecten en contrasten en plaatste het lampje daarom midden in de ruimte. In de praktijk werd kunstlicht doorgaans bij het raam gezet, als aanvullend licht. Daar zat men immers. Pas met de komst van de elektriciteit verhuisde licht naar het middelpunt van de ruimte.
olieverf op paneel, 49 x 43 cm
bruikleen van gemeente Amsterdam (legaat A. van der Hoop)
De avondschool kende in de 18e eeuw talloze varianten voor jong en oud: lezen, schrijven, rekenen, Frans. De avondschool was particulier initiatief, letterlijk. Je hing een uithangbord aan je deur met daarop je deskundigheid (taalmeester, schrijfmeester, rekenmeester) en ontving geld voor de verleende diensten. De zzp-formule.
Naast de ‘bijscholen’ (zo werden ze genoemd) had je parochie- en stadsscholen voor dagonderwijs, in eigendom van de lokale overheid en onder toezicht van de calvinistische kerk.
Particulier onderwijs had meestal toestemming nodig van de lokale overheid, omdat deze de concurrentie met de eigen scholen aan banden wilde leggen.
Op het schilderij staan de leerlingen in de rij voor de lessenaar om de eigen les op te zeggen. De onderwijzer vormt weer het middelpunt, net als op het schilderij van Haanen. Zo te zien is het een school voor oudere kinderen. Aan hun kleding te zien, is het publiek uit de hoge middenklasse. Het zou heel goed kunnen dat het om een Franse les gaat. Frans was de taal van de elite en de handel, heel populair in hogere kringen. De meester heeft een bijzondere muts op, hij is joyeus gekleed in vergelijking met de meestal saaie verschijning van de klassieke schoolmeester. En die hoed van die jongeling links, is ook opvallend. Links op de voorgrond staat de poetsmeid, in duister gehuld. Ze ruimt de rommel op van de elite, maar lijkt niet onder de indruk te zijn van hun decadente verschijning. Wordt hier door de schilder de verlichte natie tegenover het domme volk geplaatst? Of representeert zij juist de intelligentie van de productieve klasse tegenover brave schoolsheid van de onproductieven?
Het werk kwam tot stand in de hoogtijdagen van de Nederlandse Verlichting, toen er heftige debatten plaatsvonden over de noodzaak en de gevaren van volksverlichting en volksonderwijs.
De Dordtenaar Michiel Versteegh schilderde graag kaarslicht; hij speelde met licht en donker, dat was zijn hoofdmotief. Met zijn kaarsenwerk vergaarde hij rond 1800 zo veel roem dat zelfs Napoleon een schilderij van zijn hand wilde hebben.
Jan Lenders, onderwijssocioloog, Nijmegen
olieverf op paneel, 60 x 52 cm
legaat jhr. P. A. van den Velden, Den Haag
Het handelsmerk van Philips Wouwerman is het paard, in het bijzonder de schimmel. Hij was een getalenteerd paardenschilder, zeer populair bij kunstverzamelaars in de Gouden Eeuw. Op dit schilderij beslaat de hoefsmid, in een romantisch landschap, een paard. In de smidse was altijd open vuur en als het metaal op het aambeeld werd bewerkt sprongen de vonken in het rond. De smid was een belangrijke ambachtsman, en geen dorp of stad kon zonder.
olieverf op doek, 62 x 55 cm